Dit of dat?

Zonvakantie

Gaat zaterdag wat leuks doen of gaat zaterdag niks leuks doen

 

Ik ga zaterdag wat leuks doen

Knutselen of praten over sport?

 

Knutselen

Piekert veel of piekert niet veel.

 

Piekert niet veel

Geitenkaas of brie?

 

Brie

Bitterballen of kroket.

 

Bitterballen

Brood van de bakker of zelf bakken?

 

Brood van de bakker.

Zoet beleg of hartig beleg.

 

Hartig beleg

Bioscoop of thuis film kijken?

 

Lastig beiden leuk.
In de bios film kijken.

Dit weekend of volgend weekend.

 

Dit weekend

Trein of bus?

 

Bus

Kijk op tegen de feesrdagen of kijk uit naar de feestdagen.

 

Kijkt uit naar de feestdagen

AH of Aldi?

 

AH

Houd van Halloween of houd niet van Halloween .

 

Hou niet van halloween

Zingen of bewegen?

 

Bewegen

Wil graag emigreren.of wil niet emigreren.

 

Wil graag emigreren

Verse mais of uit blik?

 

Maïs uit blik.

Vandaag of morgen.

 

Morgen

Bezoek aan tuincentrum of boswandeling?

 

Boswandeling

Hagelslag of vlokken.

 

Hagelslag

Kalf of kalkoen vlees?